Nog niet zo lang geleden las ik ergens dat ik behoor tot de generatie die “de lagere school heeft doorlopen zonder gebruik te maken van Google”. Dat klopt. En soms is het wel grappig om te zien wat dat voor verschillen oplevert in het dagelijks leven. Hier is er een die u misschien wel herkent:
Situatie: supermarkt, bij de kassa. “dat wordt dan 16 Euro 70”, zegt de enigszins norse aanleuntiener die de kassa bedient. Ik trek een briefje van 20 Euro tevoorschijn, en geef er €1,70 in muntgeld bij. “wat is dit?” vraagt onze kassière. “Dit”, zeg ik, “is een test”. En het zoveelste voorbeeld dat, als je alles voorkauwt, je uiteindelijk mensen krijgt wiens hersenen op hun sterfbed net zo weinig gebruik hebben gezien als het gemiddelde lampje in de richtingaanwijzer van een auto.
Dat heeft natuurlijk allerlei gevolgen, die soms grappig, maar ook vaak tenenkrommend zijn. Want het idee is dat je alles zo makkelijk mogelijk maakt waardoor je uiteindelijk mensenwerk door hoogbegaafde tuinslakken kunt laten doen. Dus de bedoeling is niet om in dat soort onderhandelingen zelf initiatief te nemen, want je verzandt meteen in een moeras (wacht…verZANDt in een moeras? Hmm…) waar je nooit meer uitkomt. Want dan moet je iets uitleggen aan iemand die voor de eerste test al gezakt was. Nog een? Komt-ie:
Bied een ober (of oberette) een fooi aan, dan klopt het bedrag helemaal niet meer dat door de kassa is uitgerekend aan wisselgeld. De pre-google generatie geeft dan moeiteloos wisselgeld terug (en kijkt ook niet naar wat de kassa zegt), maar het na-google horecapersoneel leest dan wat de kassa aangeeft (zonder enige twijfel aan de uitkomst, want de kassa heeft altijd gelijk, ongeacht wat je intoetst), en die halen dan het bedrag van de fooi uit het wisselgeld om vervolgens dus ook niet meer in staat te zijn om meer te doen dan je een handvol kleingeld te overhandigen met zo’n blik van: “Kijk. Geld. Zal wel kloppen”.
Het aanmoedigen van dit soort onwetendheid begint al op school, waar alle kindjes exact hetzelfde moeten doen zonder er over na te denken of het klopt. Dit volgens de educatieve methode waarbij het veel meer werk is om iets zo uit te leggen dat het te begrijpen is, terwijl je ook gewoon “omdat ik het zeg” kunt zeggen. Wat belangrijk is, is dat we allemaal binnen de lijntjes kleuren – liever nog precies op het lijntje. Mocht dat niet lukken, dan is er vast wel ergens een reden te vinden waarom je niet normaal bent (niet normaal=lastig voor de juf. Want die mag natuurlijk ook niet meer improviseren).
Mocht u denken: “ik herken dit, en ik erger mij er ook groen en geel aan”(ik ben zelf meer van de “blauw en paars”) dan is het slechte nieuws dat het alleen maar erger gaat worden.
Het goede nieuws is dat het steeds makkelijker gaat worden om straffeloos buiten de lijntjes te kleuren, want overduidelijk bent u in de ogen van recente schoolverlaters en onderwijspersoneel toch niet meer te redden, en bovendien is uw juf al tientallen jaren met pensioen, en droomt misschien soms nog wel eens van zo’n klas met kinderen wiens knieën zijn beplakt met pleisters, en die de tafel van 6 opdreunen.
Kijk, dát was nog ’s een leuke tijd. Waarom? Omdat ik het zeg.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten