Tja,
zomer in Nederland. Dan moet het al gek lopen als op een zonnige zaterdag de
gemiddelde Nederlander niet ineens op het lumineuze idee komt om te gaan
barbequen. Dit ritueel (als het u niet bekend voorkomt) werkt als volgt: Je
haalt de roestige barbecue grill uit de schuur (want al heb je ‘m gisteren
gekocht, du moment dat je de winkeldrempel over stapt zitten er deuken in en
roest op). Geen schuur? Dan waarschijnlijk de balkonkast of (ai! Betrapt!) de
laadruimte van de sinds vorig jaar niet meer schoongemaakte caravan.
Nu
zijn er verschillende belangrijke dingen vereist voor succesvol barbeknoeien –
om te beginnen moet de grill worden gereinigd. Dit vereist bijna altijd
gereedschap dat je bij de Gamma of Karwei moet huren en normaal alleen door
havenwerkers wordt gebruikt. Bij het afbikken van de grill komen dan als een
soort culinair fotoalbum stukjes van vorige barbeques naar boven (“weet je nog hoe
je vorig jaar met deze hamburger je naam in de tafel hebt gekrast?”). Nu de
grill schoon is (of in elk geval schoon genoeg om van te eten) kan de houtskool
er in. Het is belangrijk om de houtskool meteen ruim te begieten met een heel
blikje aanstekerbenzine. Deze kan dan alvast verdampen zodat op het moment dat
je de grill nodig hebt de houtskool niet wil branden, maar daar komen wij nog
op terug. In elk geval: de grill
is klaar.
Vereiste
nummer twee is uiteraard iets dat op
de grill kan worden gelegd om straks ook iets te eten te hebben. Dit kan worden
gerealiseerd via het bij de slager verkrijgbare barbecue pakket waarin alles
zit dat hij afgelopen donderdag al niet aan de straatstenen kwijt kon, of u
kunt zelf improviseren. Houd er in elk geval rekening mee dat u voor elke kilo
vlees twee liter barbecue saus haalt, want dat is (let maar ’s op straks) de
enige manier om de verkoolde vleesjes weg te krijgen. Populaire keuzes in vlees
zijn biefstukken, kipfilets, spare ribs, en voor de liefhebbers ook de moten
zalm die nét voordat ze gaar zijn op speelse wijze door het rooster vallen
waardoor aan de ene kant de vis niet meer te redden is en aan de andere kant het
vlees nu ook naar vis gaat ruiken en smaken. Maar: daar heeft u al die
barbecuesaus voor, dus.
Goed,
we zijn zo ver: de grill is klaar en het vlees is gekocht (tenzij u spontaan om
4 uur ’s middags wou gaan barbekjoewen natuurlijk, want dan heeft de keurslager
natuurlijk geen vlees meer. Wél barbequesaus. Okee: we steken de grill aan. Dit
gaat als volgt: eerst moet er weer een heel blikje aanstekerbenzine over de
houtskool want de vorige lading is al lang verdampt (en hangt nu onzichtbaar en
ontvlambaar als een aanpalende Al Quaeda aanslag boven de grill). Dan neemt dus de extra lange Open Haard Lucifers en strijkt er een aan. Nu kunnen er twee
dingen gebeuren: óf de houtskool begint vrolijk te branden, of u wordt twee
dagen later wakker in het ziekenhuis. Laten we van het eerste scenario uitgaan.
De houtskool moet nu één a vijf uur voorverwarmen. Tijdens dit opwarmen kunt u
het vlees vast klaar leggen en marineren (maakt niet uit in wat, want er gaat
straks toch barbekjoe saus overheen.
Ha!
De kolen zijn helemaal perfect gloeiend en we hebben nu allemaal ook vreselijk
trek en die twee kratten bier zijn ook bijna leeg. Op dat glorieuze moment
knoopt u trots dat schort voor dat u met vaderdag gekregen hebt en waar een succesvolle barbequer op staat
afgebeeld. Met vaste tred loopt u naar de grill en pakt de eerste biefstuk. Juist
op dat moment hoort u de eerste donderslag die gevolgd word door het sissen van
de houtskool en het snel naar binnen rennen. ’t Is weer voorbij, die mooie
zomer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten